| II-c |
Christiaan (Christoffel) Meijer, geboren op 6 januari 1770 in Monnickendam (NH), gedoopt (evangelisch luthers (01-04-1792 20-03-1837 (mogelijk))) op 13 januari 1771 (scan) in Monnickendam (NH), koopman (1825-1826), overleden op 22 april 1840 (scan) in Monnickendam (NH) op 70-jarige leeftijd, zoon van Christoffel Meijer (zie I) en Antje Sibelts Keijser.
Hij
(1) begint een relatie
met Grietje Jans Vreelingh, geboren op 13 oktober 1767 in Monnickendam (NH), gedoopt op 10 november 1767 in Monnickendam (NH), overleden op 13 oktober 1832 (scan) in Monnickendam (NH) op 65-jarige leeftijd, dochter van Jan Sijmonsz Vreling en Antje Sijberts Tak.Kind van Christoffel
en Grietje:
| 1. |
Pieter Christiaansz Meijer, geboren op 27 januari 1795 in Monnickendam (NH), gedoopt (gereformeerd) op 19 februari 1795 in Monnickendam (NH), overleden op 6 april 1795 in Monnickendam (NH) op 0-jarige leeftijd (2 maanden oud). |
Hij
(2) gaat op 6 juni 1795 in ondertrouw in Monnickendam (NH) en trouwt op 16 oktober 1796 in Monnickendam (NH) op 26-jarige leeftijd met Sijtje Carsten Kempe, gedoopt (gereformeerd) op 16 juli 1769 in Beemster (NH), overleden op 12 juli 1847 (scan) in Monnickendam (NH) (minstens 77 jaar oud), dochter van Carsten Kempe en Trijntje Hendriks Bruyn.Kinderen van Christoffel
en Sijtje:
| 1. |
Hendrik Christoffelsz Meijer, geboren op 16 januari 1795 in Monnickendam (NH)
(zie
III-e). |
| 2. |
Wolmertje Christiaans Meijer, geboren op 27 januari 1797 in Monnickendam (NH), gedoopt (evangelisch luthers) op 29 januari 1797 in Monnickendam (NH), overleden op 8 februari 1799 in Monnickendam (NH) op 2-jarige leeftijd. |
| 3. |
Antje Meijer, geboren op 28 april 1799 in Monnickendam (NH), gedoopt (evangelisch luthers) op 28 april 1799 in Monnickendam (NH), overleden op 9 mei 1799 in Monnickendam (NH) op 0-jarige leeftijd (11 dagen oud). |
| 4. |
Pieter Meijer, gedoopt (gereformeerd) op 25 september 1800 in Monnickendam (NH), begraven op 17 augustus 1801 te Monnickendam (NH) (minstens 10 maanden oud). |
| 5. |
Pieter Meijer, geboren op 18 mei 1802 in Monnickendam (NH)
(zie
III-f). |
| 6. |
Teunis Meijer, geboren op 12 oktober 1805 in Monnickendam (NH), gedoopt (evangelisch luthers) op 13 oktober 1805 in Monnickendam (NH), begraven op 25 oktober 1805 te Monnickendam (NH) op 0-jarige leeftijd (13 dagen oud). |
| 7. |
Trijntje Meijer, geboren op 4 februari 1808 in Monnickendam (NH)
(zie
III-g). |
Feiten, wetenswaardigheden en opmerkingen (chronologisch):
| › |
10 mei 1794: Christiaan Stoffelsz Meijer, wonende op het Zand, is bij de Schutterij ingedeeld onder het Corporaalschap van Cornelis Gras. |
| › |
Eind februari/begin maart 1795: Sijtje Karsten Kempe, weduwe van Adriaan Roos, wonende binnen de stad, dient een verzoek in bij de Burgerrechters van Monnickendam: Zij verklaart dat zij al geruime tijd omgaat met ene Christoffel Meijer, zoon van Stoffel Meijer, wonende binnen de stad. Door gedane beloften, eden en verzekeringen van Christoffel om met haar te trouwen heeft ze zich laten verleiden om gemeenschap met hem te hebben waardoor ze zwanger is geraakt en waardoor zij op 16 januari 1795 bevallen is van een zoon (Hendrik). Sijtje geeft aan met niemand anders dan Christoffel "vleeschelijk geconverseerd" te hebben, hetgeen zij ook verklaard heeft aan de vroedvrouw die haar bij de bevalling ter zijde heeft gestaan. Omdat Christoffel Meijer zich verplicht zou moeten voelen om na zijn gedane beloften wettelijk met haar te trouwen, zodat zij haar eer kan behouden, maar hij dit nu weigert, ziet zij zich genoodzaakt handelend op te treden richting Christoffel, hoewel zij onvermogend is om de proceskosten te betalen. Vandaar dat zij zich richt tot de Burgerrechters om procedures contra Christoffel Meijer in behandeling te nemen, zonder kosten, en verzoekt hen haar hiervan een akte van toestemming te verlenen. Het verzoek wordt toegestaan en de akte van toestemming wordt verleend. Persoonlijke notitie hierbij: er is helemaal geen Christoffel Meijer, zoon van Stoffel Meijer in Monnickendam, anders dan die in 1780 overleden is. Christiaan wordt in verschillende akten Christoffel genoemd, maar ook gewoon Christiaan. Het leidt geen twijfel dat de hier genoemde Christoffel in feite Christiaan is, geboren in 1770. |
| › |
7 maart 1795: Sijtje Karsten Kemper, eiseresse, bijgestaan door notaris Nicolaas Lambertus Valkenburg, dient een eis in tegen Christoffel Meijer, gedaagde, minderjarige zoon van Stoffel Meijer, die zijn zoon hierbij assisteert. (Eerst komt een herhaling van de reden van de eis, in iets andere bewoordingen dan in het item hiervoor, maar met dezelfde strekking.) Eiseresse eist dat de gedaagde bij vonnis van de Burgerrechters zal worden veroordeeld om verplicht te worden wettelijk met haar te trouwen, óf haar een vergoeding te betalen van 150 gulden voor kraamkosten alsmede een alimentatie van 3 gulden per week tot het door hem verwekte kind de ouderdom van 18 jaar heeft bereikt, of zoveel eerder als het in staat is in zijn eigen onderhoud te voorzien. Ook moet hij veroordeeld worden tot het betalen van de kosten van deze procedure. De gedaagde verklaart niets van die aard met de eiseresse gedaan te hebben en verzoekt om ontslag van rechtsvervolging en van de betaling van de kosten. Zowel notaris Valkenburg als de gedaagde blijven bij hun betoog, waarna notaris Valkenburg verzoekt om binnen 14 dagen uitspraak te doen, hetgeen wordt toegezegd. |
| › |
2e helft maart 1795: Tijdens een volgende zitting dient notaris Valkenburg een op 15 maart 1795 beëdigde verklaring in bij de Burgerrechters op getuigenis van Lijsbeth Taay, Lijsbeth Keeleman, huisvrouw van Arie Moen, en Trijntje Hendriks Bruijn, weduwe van Karsten Kempe. De gedaagde verklaart: "ik weet nergens van; ik heb geen stukken of papieren". Notaris Valkenburg verzoekt af te zien van het indienen van verdere stukken en verzoekt de zaak mondeling toe te lichten. De Burgerrechters houden de zaak in beraad. |
| › |
4 april 1795: Rechtdag gehouden voor het volledige college behoudens Schuurman. "Om dispositie te horen" (de betekenis hiervan is mij nog onbekend). De Burgerrechters houden de zaak nog 14 dagen in beraad. |
| › |
Mei 1795: Vonnis Sijtje Karsten Kemper jegens Christoffel Meijer: De Burgerrechters van de stad Monnickendam doen, na de mondelinge pleidooien gehoord te hebben en de ingediende stukken en notulen bestudeerd te hebben, uitspraak in naam van het Volk van Holland. De eiseresse wordt aanspraak op de kosten ontzegd als de gedaagde onder ede en ten overstaan van de eiseresse, als zij daarbij aanwezig wil zijn, zweert nooit gemeenschap met haar gehad te hebben. Als gedaagde dit weigert wordt hij veroordeeld tot het betalen van 150 gulden voor kraamkosten alsmede tot een alimentatie van 2 gulden per week vanaf de geboorte tot het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, of tot het zelf in zijn onderhoud kan voorzien, verder met ontzegging van zijn eis met betrekking tot de kosten van deze procedure, mits de eiseresse onder ede, en ten overstaan van de gedaagde, als hij daarbij aanwezig wil zijn, zweert met niemand anders dan de gedaagde gemeenschap te hebben gehad sinds het overlijden van haar man. In dat geval wordt de gedaagde ook veroordeeld tot het betalen van de kosten van deze procedure. |
| › |
4 juni 1795: Voor de huwelijksinschrijving van Christiaan en Sijtje wordt Christiaan f. 3.-.- in rekening gebracht (4e klasse). Voor Sijtje is de akte pro deo. |
| › |
Op 6 juni 1795 gaan Christiaan Meijer en Sijtje Cartsen Kempe in ondertrouw(?) Na het uitspreken van het vonnis in mei 1795 is geen bewijs gevonden dat een van beiden een verklaring onder ede heeft afgelegd. Gezien de eerdere weigering van Christoffel (Christiaan) om met Sijtje te trouwen lijkt het erop dat hij die verklaring ook niet heeft afgelegd, en dat hij, om onder het betalen van de kraamkosten en alimentatie uit te komen, eieren voor zijn geld heeft gekozen door toch het huwelijk aan te gaan met Sijtje. Eind goed al goed zou je nu kunnen denken, maar niets is minder waar, gezien het volgende feit! |
| › |
Op 13 juni 1795 wordt er een vergadering en rechtdag gehouden waarbij alle leden aanwezig zijn behoudens maire Altman en Engel. Grietje Jans Vreeling, meerderjarige ongehuwde dochter, wonende te Monnickendam, heeft het volgende verzoek ingediend: Grietje verklaart dat zij een vriendschappelijke band heeft opgebouwd met Christiaan Stoffelsz. Meijer, wonende te Monnickendam. En dat zij, tot haar leedwezen, door mooie woorden en aanhoudende beloften zodanig is verleid dat zij gemeenschap met hem heeft gehad, waardoor zij zwanger is geraakt, en waardoor zij op 27 januari 1795 van een zoon (Pieter Christiaansz.) bevallen is. Zij twijfelde niet aan zijn goede bedoelingen, temeer omdat hij het kind als de zijne erkende en zich in het begin ook in alle opzichten als zodanig gedroeg. Zij verwachtte dan ook dat hij zich aan zijn belofte zou houden, maar moet nu tot haar grote verdriet constateren dat Christiaan Stoffelsz. Meijer niet met haar, maar met een ander voornemens is te trouwen, waarvan de aankondiging reeds gedaan is. Omdat zij een wettige reden heeft een zaak aan te spannen tegen Christiaan is het van het grootste belang dat zijn voorgenomen huwelijk wordt tegengehouden, zodat zij juridische stappen tegen hem kan nemen. Omdat Grietje onvermogend is verzoekt zij de Rechters om haar vrij te stellen van de proceskosten. De Burgerrechters gaan hiermee akkoord. |
| › |
27 juni 1795: Rechtdag, waarbij alle Burgerrechters aanwezig zijn, behalve Engels. Sybregje Jansz., Claartje Kooymans, Jannetje Posch, Aafje Maritje en Neeltje Jansz. Vreeling, alle wonende in Monnickendam, verschijnen voor de rechters na op 17 juni een verklaring onder ede afgelegd te hebben voor notaris Aage Volkerse. Zij verklaren daarbij dat alleen Neeltje Jansz. Vreeling aanwezig was toen Grietje het kind aan Christiaan Meijer gaf. Het betreft een snelrechtzaak van Grietje Jansz. Vreeling, eiseresse, meerderjarige ongehuwde dochter, wonende binnen de stad tegen Christoffel Meijer, als vader en voogd over zijn minderjarige zoon Christiaan Meijer, en ook tegen deze Christiaan, die door zijn vader wordt geassisteerd. Beiden zijn gedaagden. Grietje verklaart: - Dat zij reeds enige tijd omgegaan was met Christiaan en dat hij haar, door veelvuldig te verklaren en te beloven met haar te zullen trouwen, zodanig heeft weten te verleiden dat zij gemeenschap hebben gehad waardoor zij zwanger geraakt is, en op 27 januari j.l. bevallen is van een zoon, welke op naam van de tweede gedaagde gedoopt als Pieter Christiaansz. Meijer. - Dat zij ondertussen in barensnood onder ede heeft verklaard dat de tweede gedaagde de vader is van de vrucht en dat zij met niemand anders gemeenschap heeft gehad. - Dat 3 dagen na de bevalling, op vrijdag 30 januari j.l., de tweede gedaagde op bezoek is gekomen in de kraamkamer waar zij het kind aan hem heeft gegeven, en waarbij hij meermaals zei de vader van het kind te zijn. - Dat Christiaan vervolgens brandewijn heeft laten komen en dat met het bij hem zijnde gezelschap heeft opgedronken, waarbij hij door de aanwezigen werd gefeliciteerd met de geboorte van zijn zoon, wat door hem erkend werd. - Dat het kind op 6 april 1795 is komen te overlijden. - Dat, als gevolg hiervan, de tweede gedaagde verplicht zou zijn de eiseresse door een wettig huwelijk in ere te brengen en de eerste gedaagde dat zou moeten gedogen, of anders haar maagdelijke eer te betonen door haar de kraam- en begrafeniskosten te vergoeden, alsmede alimentatie vanaf de geboorte van het kind tot aan het overlijden ervan. - Dat, ondanks dat gedaagden zijn opgeroepen aan hun verplichtingen te voldoen, zij dat niet alleen bij herhaling hebben afgewezen, maar dat tweede gedaagde inmiddels in ondertrouw gegaan is met zekere Sijtje Karsten Kempe, weduwe van Adriaan Roos. - Dat eiseresse meent gegronde redenen te hebben zich daartegen te moeten verzetten, en hiervoor vooraf heeft verzocht en op 17 juni 1795 verkregen om deze zaak gratis te mogen voeren om het voortgaan van het voorgenomen huwelijk tegen te gaan en gedaagden voor de rechter te dagvaarden. - Dat eiseresse bereid is onder ede te verklaren dat de tweede gedaagde de vader is van het in januari j.l. geboren kind, en dat zij, eiseresse, met niemand anders dan de tweede gedaagde gemeenschap heeft gehad. - Dat de stuiting van het voorgenomen huwelijk, ingediend bij de gerechtsbode Pieter Mooij op 17 juni j.l., blijft staan tot het vonnis in deze zaak is geveld. - Dat de tweede gedaagde bij vonnis zal worden veroordeeld om met de eiseresse een wettig huwelijk aan te gaan, en dat de eerste gedaagde wordt veroordeeld om dat te gedogen, of anders haar een bedrag van 200 gulden te vergoeden voor het verlies van haar maagdelijkheid en 50 gulden voor kraam- en begrafeniskosten, alsmede een alimentatie van 2 gulden per week vanaf de geboorte van het kind tot zijn overlijden, daarbij de kosten van deze procedure. (Er volgt nu een gedeelte dat moeilijk te lezen is, maar de strekking is): Advocaat Donker van eiseresse stelt dat de gedaagden behoorlijk zijn gedagvaard, maar dat de eerste gedaagde, hier aanwezig, in gebreke is gebleven behoorlijk te antwoorden, en dat de tweede gedaagde, hoewel hij hiertoe opgeroepen was, niet is verschenen, waardoor zij afgezien hebben zich behoorlijk te laten representeren om hun standpunten naar buiten te brengen. De Burgerrechters, gelet hebbende op al het ter zake doende, doen meteen uitspraak. Mits de eiseresse onder ede, en ten overstaan van de gedaagden, als die daarbij aanwezig willen zijn, zweert dat de tweede gedaagde de vader is van het in januari j.l. geboren kind, en dat eiseresse met niemand anders dan de tweede gedaagde gemeenschap heeft gehad, wordt bepaald dat de stuiting van het voorgenomen huwelijk stand houdt en dat tweede gedaagde verplicht wordt een wettig huwelijk aan te gaan met eiseresse, dat door de eerste gedaagde gedoogd zal moeten worden. Ingeval de tweede gedaagde het aangaan van een wettig huwelijk met de eiseresse weigert worden gedaagden veroordeeld, tegen behoorlijke quitantie (= met bewijs van schuldvoldoening), tot het betalen van 50 gulden voor de ontmaagding en 50 gulden voor de kraam- en begrafeniskosten. Bovendien een bedrag van 30 stuivers per week van 27 januari tot 6 april, alsmede de proceskosten. Ingeval de eiseresse verzaakt de verkaring onder ede af te leggen wordt zij veroordeeld tot het vergoeden van de geleden en nog te lijden schade van de gedaagden en tot betaling van de kosten van deze procedure. |
| › |
26-08-1799: Het volgende uittreksel komt uit de Criminele Rol van de stad Monnickendam: < Op 26 augustus 1799 wordt in Monnickendam een buitengewone rechtdag gehouden, waarbij de hoofdofficier, alle burgerrechters en de burgers Schoon en de Haas aanwezig zijn. De hoofdofficier deelt dit Comité mee dat gistermorgen een zeer ontstelde Geertje Veen bij hem is gekomen, die hem heeft verteld dat zij kort daarvoor bezoek had gehad van de huisvrouw van Christiaan Meijer (Sijtje Carsten Kempe) en van de dochter van de weduwe van Cornelis Groot. De beide vrouwen raakten in een hevig meningsverschil verwikkeld met Geertje Veen waarbij zij vele verwijten naar haar hoofd kreeg, waarop zij een stompe bijl pakte, en, zonder de intentie te hebben, de huisvrouw van Christiaan Meijer ongelukkig aan het hoofd verwondde. Hij vervolgt dat even later ook de beide andere vrouwen bij hem zijn geweest die min of meer hetzelfde verhaal vertelden, echter, zij verklaarden dat Geertje Veen, de stompe bijl pakkende, heeft gezegd "ik zal er u de kop mee inslaan" of iets dergelijks. De hoofdofficier verzoekt om de huisvrouw van Christiaan Meijer haar verhaal te laten doen voor het Comité en om de gedaagde Geertje Veen te verhoren. Geertje Veen geeft daarbij toe de huisvrouw van Christiaan Meijer een sterk bloedende hoofdwond te hebben bezorgd, nadat zij door haar is uitgescholden. Vervolgens eist de hoofdofficier dat de gedaagde Geertje Veen, volgens de wetgeving van de stad Monnickendam van 23 mei 1644, door het Comité van Justitie wordt veroordeeld tot 2 maanden opsluiting in het Donkere Gat voor eigen kosten en tot betaling van de kosten van deze procedure. Het Comité van Justitie velt, in naam van het Bataafse Volk, het vonnis en veroordeelt de gedaagde Geertje Veen tot 8 dagen opsluiting in het Donkere Gat en tot betaling van de kosten van de rechtsprocedure. > Aldus opgemaakt door de secretaris, Cornelis Mars. |
|